direct in other languages
-
Scottish gaelic
-
Scottish gaelic
-
Scottish gaelic
-
Scottish gaelic
-
Scottish gaelic
-
Scottish gaelic
-
Scottish gaelic
-
Scottish gaelic
-
Scottish gaelic
-
Scottish gaelic
-
Scottish gaelic
-
Scottish gaelic
-
Scottish gaelic
-
Scottish gaelic
-
Scottish gaelic
-
Scottish gaelic
-
Scottish gaelic
-
Scottish gaelic
direct Dutch - Scottish gaelic
1.
-
Dutchrebelleren, opstaan
2.
-
Dutchevenwijdig met/aan, parallel
3.
-
Dutchmaat(je) gn, kameraadgabber
4.
-
Dutchafstammeling
5.
-
Dutchbesturen
6.
7.
-
Dutchtoezien op, toezicht houden op, een oog(je) houden op
8.
-
Dutchontkoppeld, offline
9.
-
Dutchadres
10.
11.
-
Dutchgelijkstroom
12.
-
Dutchrichting
13.
14.
-
Dutchbeheren, leiden, managen
15.
-
Dutchbehandelen, aanpakken
16.
-
Dutchpraten, spreken, overleggen
17.
-
Dutchopdracht
18.
-
Dutchscheelkijken
-
Dutchscheelkijken
19.
-
Dutchgenitief
20.
-
Dutchreferendum
21.
22.
-
Dutcho
23.
-
Dutchrecht, rechte
-
Dutchzoals het hoort
-
Dutchrechtdoor
24.
25.
-
Dutchleiden, sturen
26.
27.
-
Dutchkappen
28.
-
Dutchafbuigen, buigen, draaien, gaan
29.
-
Dutchhoofdopzichter
30.
31.
-
Dutchrecht
-
Dutchrechts, rechter-
32.
-
Dutchstraal
33.
34.
-
Dutchemotieloos, zonder uitdrukking
35.
-
Dutchomleiden
36.
-
Dutchconcentreren
37.
-
Dutchontwijken
38.
-
Dutchzonneschijn
39.
-
Dutchvrije trapvrijschop
40.
-
Dutchkappen
41.
42.
-
Dutchtoezien, besturen, aansturen
43.
-
Dutchrichten
44.
-
Dutchafwijkeling
-
Dutchzwerver
45.
-
Dutchchecktransparant, checkdoorzichtig
46.
-
Dutchdirecteurregisseur
47.
-
Dutchdetailhandel
48.
-
Dutchdwalen
49.
50.
-
Dutchleiden, omleiden, kanaliseren
51.
-
Dutchmeteen, direct, dadelijk, ineens
52.
-
Dutchsamendrijven, drijven
53.
54.
-
Dutchdirect, onmiddellijk
55.
-
Dutchkappen
56.
-
Dutchweerstand
57.
-
Dutchaanwijzen, aanduiden, wijzen op
58.
-
Dutcherfzonde
59.
-
Dutchinstructie
-
Dutchrichtlijn
-
Dutchrichtlijn
-
Dutchwijzend
60.
-
Dutchonovergangelijk, intransitie
61.
-
Dutchindirect
62.
-
Dutchinstructie
-
Dutchrichtlijn
-
Dutchrichtlijn
-
Dutchwijzend
63.
-
Dutchgeld doen circuleren
64.
65.
-
Dutchleiden
-
Dutchleiden
-
Dutchleiden naar
66.
-
Dutchonrechtstreeks,
67.
-
Dutchdirect, rechtstreeks
-
Dutchdirect, rechtuit
-
Dutchdirect, onomwonden, rechtuit
-
Dutchdirect, dadelijk, zodadelijk, meteen, zo
68.
69.
-
Dutchzijdelings (verwant)
-
Dutchneeded
70.
-
Dutchtoepassing
71.
-
Dutchverwijzen, doorverwijzen
-
Dutchverwijzen
72.
73.
-
Dutchbekogelen
-
Dutchbombarderen
74.
75.
-
Dutchvoorouder
76.
-
Dutchdatief
77.
-
Dutchwisselstroom
-
Dutchwisselstroom
78.
79.
-
Dutchmeteen, direct, onmiddellijk
80.
-
Dutchdirect
English translator: Dutch Scottish gaelic direct Eesti sõnaraamat Español Traductor Svenska Översättare